Ik werk in Safari. Uniec 3 werkt niet perfect. Wat moet ik doen?
Download Google Chrome als browser. Daarmee is het probleem verholpen.
Download Google Chrome als browser. Daarmee is het probleem verholpen.
In de NTA 8800 en ISSO opnameprotocollen wordt de thermische zone gedefinieerd als de delen van het gebouw die worden meegenomen binnen de begrenzing van de energieprestatieberekening.
De thermische schil is de positie van de isolatie in het gebouw (als het ware de jas om het gebouw).
Alle ruimten binnen de thermische schil worden beschouwd als ‘verwarmd’ maar niet alle ruimten binnen de thermische schil behoren tot de thermische zone. Bijvoorbeeld een technische ruimte in een gebouw > 500 m² is geen onderdeel van de thermische zone. Ruimten die niet tot de thermische zone behoren maar binnen de thermische schil zijn gelegen zijn ‘aangrenzende verwarmde ruimten’ (AVR).
Soms (met name in een bestaand gebouw) kan het moeilijk zijn om te bepalen waar de thermische schil ligt. Het beslisschema in paragraaf 7.1.2 (ISSO 82.1) of paragraaf 7.4 (ISSO 75.1) moet gevolgd worden om te bepalen of een ruimte bij de thermische zone behoort.
Het verschil tussen ‘utiliteitsgebouw’ en ‘unit in utiliteitsgebouw’ is vergelijkbaar met het verschil tussen ‘appartementengebouw’ en ‘appartement’.
Het Bouwbesluit stelt voor nieuwbouw BENG eisen op gebouw niveau. Daarom moet bij omgevingsvergunning en oplevering minimaal een berekening op gebouw niveau gemaakt worden. Een gebouw kan meerdere units bevatten, bijvoorbeeld een winkelcentrum met meerdere winkels of een kantoorgebouw met daarin meerdere los verhuurbare units. Deze units hoeven individueel niet getoetst te worden op BENG eisen.
Daarnaast zijn er regels over het energielabel. Bij utiliteitsbouw mag de adviseur kiezen of er één energielabel gemaakt wordt voor het hele gebouw of een energielabel per unit. Een unit is in bovenstaande voorbeeld iedere afzonderlijke winkel of kantoorunit. In ISSO 75.1 par 7.2 staan voorwaarden om een energielabel op een deel van een gebouw te registeren. Belangrijkste is dat elke unit zijn eigen entree en adres (BAG) heeft. Veel verhuurders wensen een energielabel per verhuurbare unit in plaats van één energielabel voor het hele gebouw. Wil de opdrachtgever een energielabel per unit dan moet er een berekening per unit gemaakt worden. Dit is dus in geval van omgevingsvergunning of oplevering aanvullend op de gebouw berekening t.b.v. de BENG eisen. Bij bestaande bouw is de gebouw berekening niet nodig als er gekozen wordt voor unit berekeningen.
Als het gaat om het bepalen van de interne warmtecapaciteit hebben wij geen extra informatie of kennis dan in de ISSO staat. Wij constateren dat het vaak ontzettend lastig is de juiste bouwwijze te selecteren. Helaas kunnen we daarbij niet helpen want de norm is vaag en onvolledig op dit gebied. Wij adviseren deze vraag te stellen op www.energieprestatie-adviesplatform.nl. De experts daar hebben de autoriteit om dergelijke vragen te beantwoorden. Wij hebben die niet.
Dit kan meerdere oorzaken hebben:
1. de bouwkundige bibliotheek is nog niet gevuld
2. in de bouwkundige bibliotheek zijn er nog geen dichte constructies ingevoerd met als vlak “gevel”.
Ja, voor kozijnen zijn bijvoorbeeld bij woongebouwen geen waardes genoemd, daarvoor kun je dan de waardes van de grondgebonden woningen gebruiken. Dit wordt ondersteund door de tekst ‘Deze forfaitaire waardes zijn toepasbaar voor alle regulier voorkomende gevelopbouwen’ .
In de NTA 8800 paragraaf 5.7.2 staat dat een lineaire thermische brug die deel uitmaakt van scheidingsconstructies met verschillende oriëntaties, gelijk verdeeld moet worden over die scheidingsconstructies. Dat is omdat de invoer van de lineaire warmteverliezen een grote invloed heeft op de TO juli indicator die per rekenzone per oriëntatie berekend wordt.
Als het gaat om het bepalen van de interne warmtecapaciteit hebben wij geen extra informatie of kennis dan in de ISSO staat. Wij constateren dat het vaak ontzettend lastig is de juiste bouwwijze te selecteren. Helaas kunnen we daarbij niet helpen want de norm is vaag en onvolledig op dit gebied. Wij adviseren deze vraag te stellen op www.energieprestatie-adviesplatform.nl. De experts daar hebben de autoriteit om dergelijke vragen te beantwoorden. Wij hebben die niet.
Als je kiest voor beschaduwing klapt de regel uit en komt er een plaatje met de afstanden die ingevuld moeten worden. In deze toelichting staat meer informatie over de verschillende soorten beschaduwing.
De NTA 8800 geeft in paragraaf 17.3.2 voorwaarden voor wanneer er sprake is van een belemmering. De eerste voorwaarde is dat het zonontvangende vlak verticaal is. Dat betekent dat als er een belemmering op een niet-verticaal vlak is, je moet kiezen voor “overige belemmering”.
We nemen in Uniec 3 alleen verklaringen op die zijn opgenomen in BCRG. Waarschijnlijk heeft het product dat u zoekt geen verklaring in BCRG. Wij nemen de verklaringen zo snel mogelijk op nadat BCRG deze heeft opgenomen.
Er zijn kwaliteitsverklaringen voor verwarming en warm tapwater. In deze handleiding beschrijven we voor beide situaties hoe een kwaliteitsverklaring in te voeren. Wij nemen alle verklaringen die in BCRG staan over in Uniec 3, maar als de verklaring nog niet door BCRG is geaccordeerd kan op deze methode vast een (voorlopige) uitkomst berekend worden.
Er zijn kwaliteitsverklaringen voor verwarming en warm tapwater. In deze handleiding beschrijven we voor beide situaties hoe een kwaliteitsverklaring in te voeren. Wij nemen alle verklaringen die in BCRG staan over in Uniec 3, maar als de verklaring nog niet door BCRG is geaccordeerd kan op deze methode vast een (voorlopige) uitkomst berekend worden.
In dat geval moet een 2e opwekker toegevoegd worden; als er geen 2e opwekker is dient bij de 2e opwekker gekozen te worden voor elektrische element.
Bij aanwezigheid van een warmtepomp met een verklaring voor warm tapwater in de databank van BCRG kan het voorkomen dat de gemeten COP (eventueel na correctie met Cw;gen) ongunstiger is dan forfaitair. Er is geen ondergrens voor de COP bij methodes voor gemeten prestaties in de NTA 8800 waardoor deze ongunstiger kan uitkomen dan de forfaitaire COP van 1,4.
Hoewel de NTA 8800 het toestaat altijd forfaitair te rekenen staat in de opnameprotocollen (ISSO 82.1 en 75.1) in paragraaf 6.5 in beslisschema 6.2 dat als er een product is toegepast met een verklaring die is opgenomen in de databank van BCRG je deze verklaring moet gebruiken. De opnameprotocollen moeten altijd gevolgd worden.
Het is daarom niet toegestaan bij gebruik van een warmtepomp met de forfaitaire COP voor warm tapwater te rekenen als deze gunstiger is dan de COP volgens de verklaring van de warmtepomp die in de BCRG databank staat.
Voor het maken van warm tapwater in appartementengebouwen met behulp van collectieve systemen zijn er in de NTA 8800 globaal gesproken 3 hoofdvarianten (in de praktijk komen andere varianten voor die niet worden behandeld in de NTA 8800):
ad 1.
Als opwekker voor warm tapwater moet bij deze variant voor ‘warmte uit verwarmingssysteem’ gekozen worden. Deze variant is alleen mogelijk als de temperatuur in het verwarmingssysteem minimaal 65 graden is. In dit systeem moet het distributiesysteem vanaf de opwekker tot aan de afleverset zowel voor verwarming als voor warm tapwater worden ingevoerd. Hoewel je hetzelfde distributiesysteem dus twee keer invoert (zowel bij verwarming als bij warm tapwater) levert dit geen dubbeltelling in de berekening op aangezien bij verwarming de distributieverliezen tijdens het stookseizoen en bij warm tapwater de distributieverliezen buiten het stookseizoen worden berekend.
ad 2.
Bij deze variant moet als opwekker bij warm tapwater de betreffende opwekker voor warm tapwater gekozen worden, bijvoorbeeld een warmtepomp of een ketel. Als de appartementen gebruik maken van een gemeenschappelijk distributiesysteem eventueel in combinatie met een afleverset per woning moet dit distributiesysteem worden ingevoerd op het formulier voor warm tapwater. Een veelvoorkomend misverstand is dat gedacht wordt dat in paragraaf 13.4 van de NTA wordt aangegeven dat bij gebruik van een afleverset het distributierendement 1,0 is en het distributiesysteem daarom niet hoeft worden ingevoerd. Dit is echter geen juiste interpretatie van de norm. In het interpretatie- en wijzigingsdocument ISSO 82.1, versie december 2020 staat de juiste interpretatie van dit normgedeelte. Uit dit interpretatiedocument van ISSO blijkt dat ook in dit geval het distributiesysteem moet worden ingevoerd (en het distributierendement dus niet 1,0 is).
ad 3.
De opwekker voor warm tapwater is bij deze variant ‘externe warmtelevering’. In het rendement van de externe warmtelevering is het distributieverlies tot aan de afleverset verwerkt. Als er dus sprake is van een afleverset per woning dan hoeft er bij warm tapwater geen distributiesysteem meer te worden ingevoerd. Als er echter sprake is van centrale aflevering in bijvoorbeeld de technische ruimte van het gebouw en vanuit deze technische ruimte een collectief distributiesysteem wordt toegepast dan moet het distributiesysteem vanaf de centrale aflevering naar de appartementen worden ingevoerd.
De NTA 8800 geeft in tabel 17.3 aan dat bij PV-panelen een constante belemmering of overstek beschouwd moet worden als “overige belemmering”.
Uniec 3 kan bij die keuzes niet bepalen hoeveel m2 PV-panelen geplaatst wordt. De oppervlakte van de PV-panelen is verplichte informatie om op het (voorlopig) energielabel te vermelden. Wanneer er in een voorlopig ontwerp of bij omgevingsvergunning nog geen keuze is gemaakt voor een specifiek PV-paneel, maar er wel gerekend moet worden met een betere waarde dan forfaitair, dan kan dat op 2 verschillende manieren ingevoerd worden:
BENG eisen gelden op woongebouw niveau. Er zijn geen BENG eisen voor individuele appartementen, alleen een TO-juli eis. De BENG indicatoren worden bij een appartement wel berekend, maar er is geen eis om deze aan te toetsen.
In het kader linksboven wordt alleen de slechtste oriëntatie weergegeven. Onder Resultaten / TOjuli zie je de TOjuli per oriëntatie.
Deze indicator wordt alleen getoond indien in de berekening gebruik is gemaakt van ‘externe warmte- of koudelevering’ met een NEN 7125 kwaliteitsverklaring. In de NTA 8800 staat in paragraaf 5.3.1.2 dat in dat geval EwePtot (BENG 2) twee keer berekend moet worden. De eerste berekening is met gebruik making van de kwaliteitsverklaring ten behoeve van de toetsing aan de Bouwbesluit eisen. De tweede berekening is met forfaitaire waarden voor ‘externe warmte- of koudelevering’. Dit resultaat (in Uniec 3 de indicator ‘Fossiel – EMGforf’) wordt uitsluitend gebruikt om het energielabel mee te bepalen.
Wanneer er gekozen is voor koeling via koudeopslag, dan wordt er geen energieverbruik in rekening gebracht voor koeling. Er wordt alleen hulpenergie doorberekend.
De boosterwarmtepomp haalt zijn warmte voor warm tapwater uit het verwarmingswater, deze energie wordt in rekening gebracht bij verwarming. De energie voor de compressor wordt in rekening gebracht bij hulpenergie. Er wordt dus geen energie in rekening gebracht bij warm tapwater.
Nee, er is een overgangsregeling die stelt dat de EPV berekend moet worden conform NEN 7120. Lees hier meer over in dit nieuwsbericht.
Volg de stappen uit onze handleiding.
Alle gediplomeerde adviseurs staan in het CRT: Centraal Register Techniek. Kijk online naar de gegevens in CRT. Als je vragen hebt over je registratie in CRT, lees dan dit document van ISSO. Hierin staan verschillende FAQ’s en contactgegevens indien er een aanpassing in de registratie nodig is.
Een energielabel wordt verstrekt per woning. Een woongebouw moet wel geregistreerd worden in EP-online maar deze registratie levert geen energielabel op.
Indien u een ’utiliteitsgebouw’ of een ‘unit in een utiliteitsgebouw’ afmeldt, kan het zijn dat u geen energielabel heeft gekregen. Of u een energielabel krijgt, hangt af van de keuze die u maakt bij het invullen van de afmeldgegevens en het type gebouw dat u heeft gekozen bij algemene gegevens. Het type gebouw dat u op het formulier algemene gegevens kiest, kan een ‘utiliteitsgebouw’ of een ‘unit in utiliteitsgebouw’ zijn. Op het afmeldformulier kunt u kiezen voor: ‘een energielabel voor het gebouw als geheel’ of ‘een energielabel per unit in het gebouw’. In de onderstaande tabel is te zien wanneer u een energielabel krijgt en wanneer niet:
Type gebouw | Keuze afmeldformulier | Uitkomst |
Utiliteitsgebouw | Een energielabel voor het gebouw als geheel | U krijgt een energielabel. |
Utiliteitsgebouw | Een energielabel per unit in het gebouw | U krijgt geen energielabel. U meldt het gebouw als geheel af maar u wilt een energielabel voor de units in het gebouw die u ook nog gaat afmelden. Voor het gebouw als geheel krijgt u daarom geen energielabel. |
Unit in utiliteitsgebouw | Een energielabel voor het gebouw als geheel | U krijgt geen energielabel. U meldt een unit in een utiliteitsgebouw af maar u wilt een energielabel voor het gehele gebouw. U krijgt daarom geen energielabel voor de unit. |
Unit in utiliteitsgebouw | Een energielabel per unit in het gebouw | U krijgt een energielabel. |
Ja, dat moet. Dit is een vereiste dat vast ligt in de BRL9500. In hoofdstuk 3.1 van de BRL is vastgelegd dat het ‘energieprestatierapport’ zowel de energieprestatie van het complex als de individuele woningen (appartementen) bevat. In hoofdstuk 4.3.5 van de BRL9500 staat dat dit energieprestatierapport (complex + woningen) moet worden geregistreerd. Deze verplichting geldt dus ook als er geen TOjuli eis voor de appartementen geldt omdat er actieve koeling wordt toegepast.
De registratie op appartementenniveau is nodig voor een voorlopig energie label en maakt het mogelijk om op individueel woningniveau de energieprestatie bij de aanvraag omgevingsvergunning te vergelijken met de energieprestatie bij oplevering.
De tweede reden om bij de aanvraag omgevingsvergunning ook de appartementen registreren is dat het problemen voorkomt bij het afmelden ten behoeve van de oplevering. EP-online staat niet toe dat een afmelding van een oplevering van een los appartement plaats vindt als de aanvraag omgevingsvergunning niet is geregistreerd.
Uniec 3 maakt het u makkelijker aan dit vereiste te voldoen door de mogelijkheid te geven het gebouw en de appartementen in één berekening door te rekenen en in één keer af te melden.
Dit betekent dat je EP-Online account nog geen toegang geeft. Je moet inloggen op EP-Online met je eHerkenning en je gegevens controleren bij profiel en organisatie. De registratie die daar staat moet overeenkomen met het soort berekening dat je wilt registreren. Veel voorkomende fouten zijn bijvoorbeeld dat het examennummer nog niet is ingevuld, dat alleen woningbouw is geregistreerd terwijl je utiliteitsbouw probeert af te melden, of alleen basismethode bij je gegevens staat terwijl je detailmethode probeert af te melden.
Dit betekent dat de persoon die afmeldt niet goed geregistreerd is bij EP-online waardoor er geen juiste rechten zijn om af te melden. Neem contact op met EP-online om vast te stellen wat er mis is in de registratie (denk aan juiste examennummers, juiste certificaat nummer, etc.).
Er zijn 2 manieren om het Provisional ID terug te vinden:
1. Het provisional ID is het tweede deel van de naam van het energielabel dat als PDF wordt toegestuurd (het deel achter de _ )
2. Je kunt inloggen op www.ep-online.nl en op basis van het registratienummer zoeken naar de registratie. Het provisional ID is onderdeel van de informatie die bij de registratie vermeld staat.
Deze functionaliteiten zijn alleen beschikbaar voor een berekening die vanaf 23 mei 2022 is afgemeld. Bij eerder afgemelde berekeningen is dit niet mogelijk omdat toen de benodigde data nog niet werd opgeslagen. Gebruik dus de algemene kopieer-functie.
Door DGMR zijn in opdracht van RVO achtergronddocumenten opgesteld met toelichtingen op de parameters die getoond worden op het energielabel. Download deze documenten hier: woningbouw en utiliteitsbouw.